Selecteer een pagina

Afgelopen weekend verhuisde één van mijn dochters naar een klein, maar geweldig leuk appartementje in hartje Utrecht. Om daar, met uitzicht op de Domtoren, samen te gaan wonen met haar vriend. Tijdens mijn eerste bezoek, als poetshulp, had ik alleen maar oog voor de binnenkant. Maar toen ik er gisteren arriveerde om nog wat hand- en spandiensten te verlenen, vielen me opeens de twee struikelsteentjes op voor de ingang van het grote pand. Ellie en Kitty, twee Joodse zussen, hadden hier gewoond. Ik raak sowieso altijd ontroerd en vervuld van ontzetting als ik dit soort steentjes zie. Elly was 46, haar zus Kittie 49 jaar. Een kleine 10 jaar jonger dan ik nu. Waarschijnlijk ongetrouwde vrouwen, schoot het door me heen, die hun leven samen deelden. Maar mijn adem stokte toen ik hun overlijdensdatum zag: vermoord in Sobibor op 14 mei 1943. Ik kon het niet geloven: 14 mei was de geboortedag van mijn beide dochters. Precies 53 jaar na de moord op de zussen Elly en Kittie kwamen mijn Lotte en Vika als tweelingzussen ter wereld op 14 mei 1996. Ik kreeg kippenvel over heel mijn lijf. Ik voelde meteen een enorme verbondenheid met deze vrouwen. Alsof een lijntje uit het verleden zich vasthaakte aan mijn huidige leven. Alsof het zo had moeten zijn dat Lotte juist op deze plek ging wonen. Ik vond het ongelooflijk, maar wist toen nog niet dat de dag nog meer toevalligheden voor me in petto had.

Na een paar uur van goedbedoelde, moederlijke bemoeienis met het zo praktisch mogelijk inrichten van een veel te kleine kledingkast en andere, in mijn dochters ogen volkomen onzinnige, klussen, dronken we wijn en ging ik, later dan gepland, naar huis. Het was inmiddels al donker. Toen ik de buitendeur van het grote, gezamenlijke pand opentrok, zaten er twee vrouwen van mijn leeftijd gehurkt bij de struikelsteentjes. Ze vertelden me dat ze, ter nagedachtenis aan de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938, alle struikelsteentjes in de stad mooi oppoetsten en er bloemen bij legden. Wat een prachtig gebaar! Wederom was ik diep geraakt, ook door het feit dat een van de vrouwen Duits was. Ze vertelde me in gebroken Nederlands dat ze zich ‘ereplichtig’ voelde dit te doen. Ik vertelde hen over het toeval rond de datum van 14 mei. En ook over hoe leuk het is dat mijn dochter op zo’n mooie plek woont, in de stad waar ik ooit zelf met zoveel plezier studeerde. Met wat vragen over en weer, kwamen we er snel achter dat de Nederlandse vrouw, net als ik, ook in 1980 naar Utrecht was gekomen om te studeren. Zij deed Filosofie, ik Nederlandse Taal en Letteren. Net als ik kwam ze uit Midden-Limburg; na het vaststellen van dit feit, ging de conversatie geheel automatisch verder in het dialect. We bleken dezelfde vakken gevolgd te hebben, want filosofiestudenten maakten graag uitstapjes naar colleges bij de talenfaculteit. “Dan ken je mevrouw Doeksen vast en zeker ook?” vroeg ze me. Weer zo’n lijntje uit het verleden dat zich rechtstreeks mijn huidige leven in katapulteerde. Mevrouw Doeksen; ruim 30 jaar had ik niet aan deze frêle, maar o zo sterke dame gedacht. Maar ik zag haar zó weer voor me. Studieadviseur was ze en wat voor eentje! Binnen zes weken kende ze alle 200 eerstejaars studenten (want zoveel begonnen er destijds nog jaarlijks aan die prachtige studie Nederlands, die nu op veel universiteiten dreigt te verdwijnen) van naam. Zij was het die mij, nadat ik een stukje had moeten voorlezen uit Mariken van Nimwegen, het compliment gaf dat het precies zó geklonken moest hebben: dat middeleeuwse Nederlands ‘met die verrukkelijke, zachte G’.

De struikelsteentjes glommen me tegemoet, drie bloemen er schuin overheen gedrapeerd. Als het geen coronatijd was geweest had ik deze twee vrouwen even omarmd. Het was een bijzondere ontmoeting bij een bijzonder monumentje, voor twee andere vrouwen: Elly en Kittie. Ik ken ze niet, maar ze voelen zo nabij. Vanaf nu zal ik hen, elke keer als ik bij mijn dochter ben, in stilte groeten en herdenken. 14 Mei heeft er voorgoed een extra dimensie bijgekregen.