Selecteer een pagina

Ik was bijna te laat met het kopen van een cadeau voor mijn jarige zwager, dus haastte me net voor sluitingstijd de plaatselijke Bruna binnen. Ik wist wat ik zocht en legde binnen enkele tellen Kalle van Bert Wagendorp op de toonbank. “Dit boek doen voor u? He-le-maal goed!” reageerde de Bruna-medewerker opgewekt. Hij vroeg of ik cash ging betalen of wilde pinnen. Mijn keuze voor het pinapparaat vond hij ook he-le-maal goed!

‘Het is een cadeau’ meldde ik en ook daarop kwam weer datzelfde bevestigende antwoord: he-le-maal goed! En terwijl hij, vol zorg en aandacht aan de slag ging met inpakpapier, vroeg ik me af of het ‘he-le-maal goed’ niet nagalmde in zijn hoofd. Het waren by far de meest gebruikte woorden in de afgelopen minuut.

Toen hij toe was aan de feestelijke strik, keek hij me vastberaden aan en zei: ‘ik neem aan dat het voor een vrouw is?’ Zijn hand reikte al naar de roze versierselen. ‘He-le-maal fout’ wilde ik roepen, maar slikte dat net op tijd in. Wel vroeg ik hem oprecht verbaasd: ‘hoezo neem jij dat aan?”

Wat toen volgde was een brei aan drogredenen, waarmee hij zichzelf met elke zin verder klem zette. Over dat meer vrouwen dit boek de laatste dagen hadden gekocht dan mannen (hij had er al zeker 4 verkocht). Terwijl het eigenlijk toch helemaal niet een typisch vrouwenboek was. Tenminste, als je dat over een boek kon zeggen. Nou ja, over het algemeen lazen vrouwen meer, maar van dit boek verwachtte je toch eigenlijk dat het bij mannen ook aansloeg. Kijk maar naar de kaft. En juist omdat dat niet zo bleek te zijn en blablabla. Ik onderbrak zijn gebazel resoluut en vertelde hem dat dit boek voor een man was. Zijn ‘he-le-maal goed’ klonk opeens een stuk minder opgewekt.

Maar hij herpakte zich snel. Toen hij de zwart met zilveren linten had geknipt, vroeg hij met hernieuwd enthousiasme ter ere van welke feestelijke gebeurtenis ik dit cadeau ging geven? Pfff, ik had het een beetje gehad met deze verkoper en zijn diarree aan woorden. Een verjaardag, mompelde ik lichtelijk geïrriteerd. En ja hoor, ook dat vond hij weer ‘he-le-maal goed’, terwijl hij een Proficiat-sticker bevestigde.

Ik griste het boek van de toonbank en antwoordde dat ik het bonnetje niet hoefde. Ik stond al bijna buiten toen zijn ‘he-le-maal goed’ voor de laatste keer weerklonk.